Verboden terbeschikkingstelling: financiële gevolgen voor de gebruiker
Volgens het Hof van Cassatie hoeft de werknemer niet te bewijzen dat de gebruiker de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. Het bewijs van de beëindiging wordt geleverd door het enkele feit dat de tewerkstelling van de werknemer niet wordt verlengd aan het einde van de verboden terbeschikkingstelling. De overeenkomst werd geherkwalificeerd als een overeenkomst van onbepaalde duur. De gebruiker is daarom onder meer een opzeggingsvergoeding verschuldigd aan de werknemer.
De feiten
Een bedrijf neemt een werknemer aan om rechtstreeks voor een ander bedrijf te werken. De werknemer voert de tijdelijke opdracht uit die hem is toegewezen. Na afloop van de overeengekomen periode eindigt de opdracht.
De werknemer stelt vervolgens een vordering in om de verboden terbeschikkingstelling te laten vaststellen en de gebruiker te laten veroordelen tot betaling van een opzeggingsvergoeding en andere bedragen (vergoeding voor kennelijk onredelijk ontslag, vertrekvakantiegeld, burgerlijke aansprakelijkheid).
Procedure ten gronde
Het Arbeidshof:
- bevestigt dat de terbeschikkingstelling onwettig is. Volgens de wet worden de werknemer en de gebruiker geacht een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te hebben gesloten vanaf het begin van de uitvoering van het werk;
- verwerpt het verzoek van de werknemer om de gebruiker te veroordelen tot betaling van een opzeggingsvergoeding en andere bedragen. Het Arbeidshof was van oordeel dat de werknemer niet had bewezen dat de gebruiker de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd eenzijdig had opgezegd.
De werknemer ging in beroep bij het Hof van Cassatie.
Uitspraak van het Hof van Cassatie
Het Hof van Cassatie oordeelde dat de gebruiker (geherkwalificeerd als werkgever) de arbeidsovereenkomst (geherkwalificeerd als arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd) onrechtmatig beëindigde door het enkele feit dat de tewerkstelling van de werknemer niet werd verlengd aan het einde van de verboden terbeschikkingstelling.
Volgens het Hof hoeft de werknemer geen andere intentie om het contract te beëindigen aan te tonen.
Het Hof van Cassatie vernietigde dus de uitspraak van het Arbeidshof.
Te onthouden?
Volgens het Hof van Cassatie kan de werknemer in geval van verboden terbeschikkingstelling van de gebruiker de bedragen vorderen die voortvloeien uit de beëindiging van de overeenkomst, die werd geherkwalificeerd als een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Het bewijs van beëindiging wordt geleverd door het enkele feit van beëindiging van de overeenkomst tot terbeschikkingstelling.
Bron: Cass. 23 december 2024, S.21.0085.F/1.