Ontwerp van Programmawet: de maatregelen die relevant zijn voor werkgevers in de privésector

Context

De regering is begonnen met de uitvoering van het regeerakkoord door maatregelen te nemen die in principe al vanaf 2025 een budgettaire impact zouden moeten hebben.

Twee oorspronkelijk geplande maatregelen zijn door de Raad van State verworpen wegens een gebrek aan hoogdringendheid: het beleid rond werkhervatting na arbeidsongeschiktheid en de solidariteitsbijdrage van 2% op bepaalde aanvullende pensioenkapitalen.

Een tweede fase wordt verwacht in de zomer van 2025.

1. Sociale zaken

a) Vrijstelling van de patronale bijdrage boven loonplafond

Het wetsontwerp bepaalt dat patronale bijdragen niet langer verschuldigd zijn boven een driemaandelijks "grensbedrag" van het "basisloon".

Het doel is om de concurrentiekracht voor hoogbetaalde gekwalificeerde jobs te versterken en het gebruik van niet-bijdrageplichtige vergoedingsvormen, af te remmen.

Het "grensbedrag" en het begrip "basisloon” zullen worden vastgelegd bij koninklijk besluit.

De maatregel moet in werking treden op 1 juli 2025.

b) Verlenging van de termijn voor de indexatie van sociale uitkeringen

De termijn tussen het overschrijden van de spilindex en de effectieve indexering van de sociale uitkeringen wordt verlengd van 1 naar 3 maanden. De maatregel geldt ook voor de pensioenen.

Het doel is om besparingen te realiseren.

De geplande inwerkingtreding is op 1 juli 2025.

2. Werk

a) Werkloosheidsreglementering

Het feit dat men zelf ontslag neemt (d.w.z. werkverlating), leidt tot een uitsluiting van het recht op werkloosheidsuitkeringen voor een periode van 4 tot 52 weken.

Dit principe blijft behouden, maar het zal voor de werknemer die ontslag neemt mogelijk zijn om gedurende maximaal 6 maanden werkloosheidsuitkeringen aan te vragen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

• de werkloze heeft een beroepsverleden van minstens 3120 arbeidsdagen of gelijkgestelde dagen (= 10 jaar);
• de aanvraag is slechts één keer mogelijk en is onherroepelijk;
• de aanvraag moet binnen een termijn van 30 dagen na de schriftelijke kennisgeving van de uitsluitingsbeslissing worden ontvangen door het werkloosheidsbureau.

De periode van 6 maanden kan éénmalig met maximaal 6 maanden worden verlengd, op voorwaarde dat tijdens de eerste 3 maanden een opleiding in een knelpuntberoep wordt gestart en met succes afgerond.

De maatregel zou van toepassing zijn op de werknemers die een passende job verlaten na 28 februari 2026. 

b) Ouderschapsverlof voor pleegouders

Pleegouders worden voor het ouderschapsverlof gelijkgesteld met ouders die een verwantschap in de eerste graad met het kind hebben.

Het moet gaan om een langdurige pleegzorgplaatsing van minstens 6 maanden. De pleegouder kan aanspraak maken op ouderschapsverlof vanaf de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister en zolang het kind geplaatst blijft.

Het ouderschapsverlof bedraagt maximaal 4 maanden voltijdse onderbreking of een equivalent daarvan voor hetzelfde kind.

Het wetsontwerp bepaalt dat de maatregel van toepassing is op aanvragen die door de werknemer bij de werkgever worden ingediend vanaf 1 juli 2025.

3. Zelfstandigen

Momenteel bouwen zelfstandigen die de wettelijke pensioenleeftijd bereiken maar geen pensioen ontvangen, geen bijkomende pensioenrechten op als hun inkomen als zelfstandige lager ligt dan 17.008,88 EUR (het minimumdrempelbedrag voor een zelfstandige in hoofdberoep in 2025).

Voortaan voorziet het ontwerp van de programmawet dat deze zelfstandigen de keuze krijgen:

• ofwel het bestaande systeem te behouden en dus geen bijkomende pensioenrechten op te bouwen;
• ofwel dezelfde bijdragen te betalen (bijdragetarieven van 20,5% en 14,16%) als een zelfstandige in hoofdberoep, met hetzelfde minimumdrempelbedrag (voor meewerkende echtgenoten en primostarters gelden de respectievelijke minimumdrempels), en op die manier bijkomende pensioenrechten op te bouwen.

Bron: Ontwerp van programmawet van 27 mei 2025, DOC 56 0909/001, www.dekamer.be.