Publieke sector
29 november 2023

Overheidsinstanties kunnen alle personeelsleden verbieden om religieuze tekens te dragen

Op 28 november 2023 oordeelde het Hof van Justitie dat het opleggen van een verbod op het dragen van religieuze tekens voor het voltallige personeel van een lokale overheid, ongeacht of zij in contact staan met het publiek, niet noodzakelijkerwijs discriminerend is.

Reeds meermaals heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat een werkgever in de private sector het dragen van religieuze tekens mag verbieden voor werknemers die in contact staan met het publiek. Op 28 november 2023 heeft het Hof van Justitie zich voor het eerst uitgesproken over de geldigheid van een algemeen verbod door een publieke werkgever op het dragen van religieuze tekens, ongeacht of het personeelslid in contact staat met het publiek.

Context

Een administratief medewerker van een Waalse gemeente houdt zich bezig met overheidsopdrachten.

Als moslima, informeerde ze de lokale overheid over haar voornemen om een hoofddoek te dragen tijdens haar dienst, wat haar geweigerd werd "totdat er een algemene regeling is aangenomen over het dragen van religieuze tekens binnen het gemeentebestuur".

Iets meer dan een maand later nam de gemeente een bepaling op in haar arbeidsreglement die haar werknemers verbood om enig zichtbaar religieus teken te dragen, zowel in hun contacten met het publiek als in de omgang met hun leidinggevenden en collega's.

De werkneemster startte een procedure op bij de Voorzitter van de Arbeidsrechtbank in Luik om een einde te maken aan wat zij discriminatie beschouwde op basis van zowel haar religie als op basis van haar geslacht. 

De rechter gaf de werkneemster gelijk voor de periode voorafgaand aan de invoering van de bepaling in het arbeidsreglement, en oordeelde dat dit directe discriminatie op grond van religie uitmaakte.

Voor de periode na de wijziging van het arbeidsreglement oordeelde de rechter dat er sprake was van een algemeen verbod, zodat geen enkele godsdienst rechtstreeks werd geviseerd door het arbeidsreglement. De rechter vroeg zich echter af of een verbod dat ook van toepassing was op werknemers die, zoals de betrokken werkneemster, amper in contact komen met het publiek, in overeenstemming was met de bepalingen van Richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep.

In afwachting van een uitspraak van het Hof van Justitie over deze kwestie heeft de Voorzitter de vrouw in kwestie voorlopig het recht verleend om een hoofddoek te dragen wanneer ze niet in contact komt met gebruikers en wanneer ze geen gezaghebbende functie bekleedt.

De beslissing van het Hof van Justitie (Grote kamer)

Het Hof van Justitie wijst erop dat een algemeen verbod op het dragen van religieuze tekens een indirect onderscheid op grond van godsdienst of overtuiging kan vormen, aangezien het ertoe leidt dat personen die een bepaalde godsdienst aanhangen, worden benadeeld.

Een dergelijk onderscheid kan alleen worden gerechtvaardigd als hiermee een legitiem doel wordt nagestreefd en als de middelen om dat doel te bereiken passend en noodzakelijk zijn.

In dit verband stelt het Hof van Justitie dat de lidstaten een beoordelingsmarge moet worden gelaten inzake de beoordeling van het begrip neutraliteit. Het invoeren van een beleid van exclusieve neutraliteit, gericht op het creëren van een volledig neutrale administratieve omgeving, is a priori een legitieme doelstelling (net zoals dat het geval is voor “inclusieve neutraliteit", waarbij het dragen van alle religieuze tekens toegestaan wordt).

Het Hof stelt echter twee voorwaarden aan de geldigheid van een dergelijk verbod:

  • Enerzijds moet het consequent en systematisch worden toegepast op alle personeelsleden;
  • Aan de andere kant kan het verbod niet worden beperkt tot zeer zichtbare religieuze tekens, omdat het tolereren van kleine tekens, de doeltreffendheid van de na te streven maatregel in het gedrang zou kunnen brengen.

Uiteindelijk laat het Hof het aan de nationale rechter over om te oordelen of de maatregel gerechtvaardigd en proportioneel is, gelet op de specifieke context en de verschillende betrokken rechten en belangen.

Te onthouden?

Teneinde een volledig neutrale administratieve omgeving te waarborgen, aanvaardt het Hof van Justitie dat overheidsinstanties een interne regel aannemen die al hun personeelsleden, ongeacht hun functie, verbiedt om zichtbare religieuze tekens te dragen, zelfs wanneer zij niet in contact staan met het publiek ("back office" werknemers). Het Hof van Justitie stelt zich dus flexibeler op ten aanzien van overheidsinstanties dan tot nu toe ten aanzien van werkgevers in de private sector, wier neutraliteitsbeleid alleen gevolgen kan hebben voor werknemers die in contact staan met het publiek ("front office" werknemers).

Om het gestelde doel te bereiken, moet de maatregel echter het dragen van alle religieuze tekens (groot of klein) verbieden en moet het bestuur ervoor zorgen dat de maatregel consequent en systematisch wordt toegepast. Het Hof laat ook een zekere beoordelingsvrijheid aan de nationale rechter, die uiteindelijk deafweging tussen de verschillende rechten en belangen moet maken. We zullen dus moeten wachten tot de Luikse rechtbanken en hoven zich over de grond van de zaak hebben uitgesproken om te weten wat nu de uiteindelijke uitkomst is in deze zaak 

Bron: HvJ (Grote kamer), 28 november 2023, zaak C-188/22, https://www.curia.europa.eu.


We use cookies to track usage and preferences Legal terms I Understand