Reglementering
31 maart 2021

Een hoofddoekenverbod kan deel uitmaken van een neutraliteitspolitiek

Volgens het Arbeidshof van Gent kan een bedrijf een neutraliteitsbeleid voeren inzake uiterlijke kenmerken van religieuze overtuigingen, mits het respecteren van een aantal voorwaarden

Volgens het Arbeidshof van Gent kan een bedrijf een neutraliteitsbeleid voeren inzake uiterlijke kenmerken van religieuze overtuigingen, mits het respecteren van een aantal voorwaarden. 

Context 

Een werkneemster was tewerk gesteld als receptioniste bij een onderneming die o.m. receptie- en onthaaldiensten levert aan haar klanten. Zij was moslima en droeg aanvankelijk enkel een hoofddoek buiten de werkuren.

Na een aantal jaar deelde zij mee dat zij ook tijdens de werkuren een hoofddoek wenste te dragen. De werkgever liet dit niet toe omdat dit zou indruisen tegen de door de onderneming nagestreefde principes van neutraliteit. Dit was aanvankelijk een ongeschreven regel, maar werd, kort na de mededeling van de werkneemster, opgenomen in het arbeidsreglement als volgt:

“Het is aan de werknemers verboden om op de werkplaats zichtbare tekens te dragen van hun politieke, filosofische of religieuze overtuigingen en/of elk ritueel dat daar uit voortvloeit te manifesteren”.

De werkneemster herhaalde echter haar voornemen om haar hoofddoek te dragen, waarna ze ontslagen werd mits uitbetaling van een opzeggingsvergoeding.

De werkneemster dagvaardde haar werkgever en vorderde de betaling van een schadevergoeding wegens misbruik van ontslagrecht, daar het hoofddoekverbod discriminerend zou zijn.

Arrest van het Arbeidshof van Gent

In essentie argumenteert de werkneemster dat de neutraliteitspolitiek van de onderneming een groep van werknemers viseert wier geloofsovertuiging hen oplegt om bepaalde kledijvoorschriften te respecteren. Zij meent dat zij het slachtoffer werd van indirecte discriminatie.

Het Arbeidshof stelt evenwel vast dat alle werknemers van de onderneming beperkt werden in hun religieuze, levensbeschouwelijke, politieke en andere overtuigingen. Bij gebrek aan een bijzondere benadeling van één bepaalde groep kan er geen sprake zijn van een indirecte discriminatie.

Voorts bevestigt het Arbeidshof dat de gevoerde neutraliteitspolitiek legitiem en proportioneel is ten opzichte van het te bereiken doel. Gelet op de functie van de werkneemster (receptioniste), is de discussie omtrent de legitimiteit van de beslissing om dit verbod op te leggen aan al het personeel (en dus ook werknemers die niet in contact komen met klanten) niet aan de orde.

Ten slotte is het Arbeidshof van oordeel dat de werkgever in deze context niet verplicht kan worden om de werknemer een andere functie voor te stellen die haar wel zou toelaten om een hoofddoek te dragen op het werk. 

Te onthouden ?

Met deze uitspraak wordt nogmaals bevestigd dat een werkgever een verbod op het dragen van religieuze, levensbeschouwelijke, politieke en andere kentekens kan verbieden indien dit verbod zich inschrijft in een neutraliteitspolitiek van de onderneming.

Dit geldt in de eerste plaats ten aanzien van werknemers die in het kader van hun functie in contact komen met personen buiten de eigen onderneming. 

Bron: Arbh. Gent, 12 oktober 2020, A.R. 2019/AG/55


We use cookies to track usage and preferences Legal terms I Understand