Internationaal
24 juni 2021

Internationale sociale zekerheid: het HvJ verduidelijkt het begrip “gewoonlijke tewerkstelling in een lidstaat”

Het Hof van Justitie van de Europese Unie verduidelijkt het begrip « gewoonlijke tewerkstelling in een lidstaat » in het kader van het toepasselijke socialezekerheidsrecht in een situatie van grensoverschrijdende tewerkstelling.

Het Hof van Justitie van de Europese Unie verduidelijkt het begrip « gewoonlijke tewerkstelling in een lidstaat » in het kader van het toepasselijke socialezekerheidsrecht in een situatie van grensoverschrijdende tewerkstelling.

Context

Een Poolse werknemer, in dienst van en Pools bedrijf, werkt gedurende 3 jaar in Frankrijk. In het midden van deze periode werkt hij voor dezelfde Poolse werkgever ook 2 maanden in het Verenigd Koninkrijk.

Er ontstaat een discussie tussen de Poolse autoriteiten en de Poolse werkgever betreffende het toepasselijke socialezekerheidsregime. Uiteindelijk komt de zaak voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. 

De uitspraak van het Hof van Justitie 

Het juridisch kader 

Het Hof brengt vooreerst de basisprincipes van de Europese regelgeving inzake coördinatie van de sociale zekerheid in herinnering. Volgens het “uniciteitspricipe” valt iemand slecht onder één socialezekerheidsregime. Voor het bepalen van dat regime geldt in principe het werklandbeginsel, maar bij een gelijktijdige tewerkstelling in 2 of meer EU-lidstaten, moet er gekeken worden naar:

  • Het land waar de werknemer woont, indien hij daar een substantieel deel van zijn werk uitvoert.
  • Het land waar de zetel van onderneming zich bevindt, indien de werknemer niet woont in één van de landen waar hij werkt. 

De vraag stelt zich of iemand die in het kader van eenzelfde arbeidsovereenkomst in opeenvolgende tijdvakken (en dus niet parallel) in verschillende lidstaten werkt, telkens moet aangesloten worden bij de sociale zekerheid van het werkland, dan wel of er toch sprake kan zijn van een “gelijktijdige tewerkstelling in meerdere lidstaten”, zodat het werklandprincipe niet van toepassing is. 

Toepassing 

Het Hof verwijst naar haar vroegere rechtspraak volgens dewelke een werknemer die « gewoonlijk » werkt in een lidstaat niet kan beschouwd worden als een werknemer die gelijktijdig in 2 of meer lidstaten werkt. 

Volgens het Hof is er sprake van een periode van “gewoonlijke tewerkstelling” in één lidstaat, voor zover het gaat om een ononderbroken tijdvak van 12 maanden.

Bijgevolg oordeelt het Hof dat er bij opeenvolgende periodes van tewerkstelling in verschillende landen maar sprake is van « een gelijktijdige tewerkstelling in één of meer lidstaten » voor zover de duur van de ononderbroken tijdsvakken van arbeid in elk daarvan korter is dan 12 maanden. 

Te onthouden ?

Een werknemer die in het kader van eenzelfde arbeidsovereenkomst voor eenzelfde werkgever opeenvolgend tewerkgesteld wordt in verschillende lidstaten, voor ononderbroken tijdvakken van meer dan 12 maanden, valt niet onder de uitzonderingsregels inzake “gelijktijdige tewerkstelling in meerdere lidstaten”, maar wel onder de regels van het “werklandprincipe”. 

Volledigheidshalve merken wij op dat deze rechtspraak betrekking heeft op de verordening 1408/71 die thans vervangen werd door de verordening 883/2004. In de praktische gids over de toepasselijke wetgeving die hoort bij de nieuwe verordening worden bijkomende toelichtingen gegeven omtrent deze begrippen. 

Bron: HvJ, 20 mei 2021, C-879/19, Format t. Zaklad, CJUE


We use cookies to track usage and preferences Legal terms I Understand