Programmawet : veel wetswijzigingen in het begin van 2023!

Aanwezigheidsregistratie voor onderhouds- en/of reinigingsactiviteiten

De programmawet voert een nieuwe aanwezigheidsregistratieplicht in voor natuurlijke personen, waaronder werknemers, die onderhouds- en/of reinigingsactiviteiten verrichten. Concreet moeten de werknemers voor elke arbeidsplaats hun aanwezigheid (begin en einde van de activiteit) en hun rustpauzes registreren met een registratiesysteem of een ander systeem dat dezelfde garanties biedt. Deze gegevens worden verzameld in een gegevensbank die beheerd wordt door de RSZ. 

Daartoe moet elke aannemer een aanwezigheidsregistratiesysteem opzetten en/of ter beschikking stellen van de onderaannemers waarop hij een beroep doet. Elke onderaannemer in de keten moet het systeem gebruiken en het op zijn beurt ter beschikking stellen van zijn eigen onderaannemers, enzovoort.

Niet-naleving van deze bepalingen wordt bestraft door het Sociaal Strafwetboek.

Deze nieuwe regels treden in werking op een bij KB te bepalen datum, en uiterlijk op 1 januari 2024.

Afschaffing van de terugbetaling van de inschakelingsvergoeding

Een werkgever die tot collectief ontslag overgaat, moet onder bepaalde voorwaarden een tewerkstellingscel oprichten. Zo nodig moet de werkgever een inschakelingsvergoeding betalen voor een periode van 3 of 6 maanden, naargelang de werknemer jonger of ouder is dan 45 jaar.

Wanneer de inschakelingsvergoeding hoger was dan de opzeggingsvergoeding, kon de werkgever het verschil terugvorderen van de RVA. Deze terugbetaling wordt nu afgeschaft voor alle collectieve ontslagen die na 31 december 2022 worden aangekondigd.

Responsabiliseringsbijdrage bij opeenvolgende uitzendarbeidovereenkomsten van zeer korte duur

Vanaf 1 januari 2023 is een halfjaarlijkse responsabiliseringsbijdrage verschuldigd wanneer uitzendkrachten te vaak werken op basis van opeenvolgende contracten van zeer korte duur, behoudens enkele uitzonderingen (waaronder flexijobs).

“Opeenvolgende contracten voor uitzendarbeid van zeer korte duur” wordt als volgt gedefinieerd: arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid bij eenzelfde gebruiker die elk een looptijd van 24 uur niet overschrijden en die elkaar onmiddellijk opvolgen.

Het bedrag van deze bijdrage hangt af van de frequentie van de contracten over periode van zes maanden: tussen 10 en 40 EUR, vermenigvuldigd met het totale aantal contracten.

In uitzonderlijke en voldoende gemotiveerde omstandigheden, kan de gebruiker (die de bijdrage betaalt) een verzoek indienen tot gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de bijdrage en de bijbehorende burgerlijke sancties.

Toekenning van een werkhervattingspremie aan de werkgever ingeval van deeltijdse werkhervatting bij invaliditeit

Vanaf 1 april 2023 zal een werkhervattingspremie van 1.000 euro aan de werkgever worden toegekend wanneer een invalide werknemer (arbeidsongeschiktheid van meer dan één jaar) terugkeert naar het werk in het kader van een deeltijdse werkhervatting (terugkeer naar het werk met toestemming van de adviserend arts van het ziekenfonds).

Outplacement in geval van beëindiging wegens medische overmacht

Op dit ogenblik moet een werkgever die een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens medische overmacht vaststelt, een outplacementaanbod doen ter waarde van 1.800 EUR.

In de toekomst, op een bij KB te bepalen datum, zal de werkgever dit aanbod niet meer hoeven te doen. Hij zal wel een gelijkwaardige bijdrage (1.800 EUR) moeten betalen aan het “Terug Naar Werk-fonds”, van de Dienst voor uitkeringen van het RIZIV. De werkgever zal bovendien verplicht zijn om een reeks gegevens over de werknemer en de werkgever aan het RIZIV mee te delen. 

Bron: Programmawet (I) van 26 december 2022, BS 30 december 2022.