Einde van de arbeidsovereenkomst
07 juni 2024

Berekening van opzeggingsvergoeding bij tijdskrediet eindeloopbaan

De opzeggingsvergoeding mag berekend worden op basis van het verminderde loon bij tijdskrediet eindeloopbaan van onbepaalde duur.

De opzeggingsvergoeding mag berekend worden op basis van het verminderde loon bij tijdskrediet eindeloopbaan van onbepaalde duur.

Context

Een werkneemster met een halftijds tijdskrediet eindeloopbaan wordt ontslagen. De werkneemster betwist de ontslagmotieven, maar het Arbeidshof van Luik oordeelt dat de beslissing vreemd was aan de opname van het tijdskrediet.

De vraag rijst echter wat het "lopende" loon van de werknemer is, op basis waarvan de opzeggingsvergoeding moet worden berekend: het reële ("verlaagde") loon of het (fictieve) loon van vóór de vermindering van arbeidsprestaties?

In deze zaak voerde de werkgever aan dat het reële lagere loon moest worden gebruikt, aangezien de berekening op het fictieve loon bij wet enkel geregeld is in het geval van ouderschapsverlof. Het Arbeidshof stelt hierop een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof over een mogelijk verschil in behandeling tussen werknemers met ouderschapsverlof en werknemers met een tijdskrediet eindeloopbaan.

Beslissing van het Grondwettelijk Hof

Op basis van de bepalingen die van kracht waren op het ogenblik van het ontslag, oordeelde het Grondwettelijk Hof dat er een verschil in behandeling was tussen de twee systemen.

Het Grondwettelijk Hof merkt echter op dat :

  • Het regime van tijdskrediet eindeloopbaan werknemers beschermt tegen ontslag tijdens of als gevolg van een loopbaanvermindering, door middel van een forfaitaire beschermingsvergoeding (zes maanden loon);
  • Als het ontslag geen verband houdt met de verminderde arbeidsprestaties, het financiële voordeel van het “goedkopere” ontslag niet de motivatie kan zijn geweest van de werkgever;
  • Aangezien het recht op tijdskrediet eindeloopbaan zonder tijdslimiet kan worden uitgeoefend, de werkgever er niet verdacht van kan worden, gebruik te willen maken van een slechts beperkte periode waarin een ontslag goedkoper is.

Het Grondwettelijk Hof besluit dan ook dat deze bepalingen geen onevenredig effect hebben op werknemers die tijdskrediet eindeloopbaan opnemen en die werden ontslagen om redenen die geen verband houden met de uitoefening van dit recht.

Nieuwe wettelijke bepaling

We wijzen er evenwel op dat de wet van 7 oktober 2022 ondertussen een nieuw artikel 39, 2/1 heeft ingevoegd in de wet van 3 juli 1978:

“Wanneer een einde wordt gemaakt aan de arbeidsovereenkomst tijdens een periode van vermindering van de arbeidsprestaties in het kader van hoofdstuk IV, afdeling 5, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en voor zover deze wijziging van de arbeidsvoorwaarden niet voor onbepaalde tijd werd gesloten, wordt begrepen onder “lopend loon” in de zin van paragraaf 1, het loon waarop de werknemer op basis van zijn arbeidsovereenkomst recht zou hebben gehad indien hij zijn arbeidsprestaties niet had verminderd.”

De wetgever stemt nu de regelingen voor loopbaanonderbreking van bepaalde duur (die vallen onder hoofdstuk IV, afdeling 5, van de herstelwet van 22 januari 1985) af op de regeling voor ontslag tijdens ouderschapsverlof.

Bijgevolg moet rekening worden gehouden met het loon waarop de werknemer recht zou hebben gehad indien hij zijn arbeidstijd niet had verminderd (fictief loon). De enige uitzondering hierop is het tijdskrediet eindeloopbaan voor onbepaalde tijd.

Te onthouden?

Sinds de wet van 7 oktober 2022 is het principe als volgt: de opzeggingsvergoeding wordt berekend op basis van het loon van vóór de vermindering van de arbeidsprestaties, voor alle regelingen van bepaalde duur (geviseerd door hoofdstuk IV, afdeling 5 van de herstelwet van 22 januari 1985), met inbegrip van tijdskrediet eindeloopbaan van bepaalde duur.

De uitzondering op deze regel is tijdskrediet voor onbepaalde tijd, d.w.z. tijdskrediet eindeloopbaan dat eindigt bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd.

Bronnen :

  • GwH 25 januari 2024, nr. 13/2024
  • Wet van 7 oktober 2022 tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers, en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad en tot regeling van een aantal andere aspecten op het vlak van de verloven, BS 31 oktober 2022
We use cookies to track usage and preferences Legal terms I Understand