Einde van de arbeidsovereenkomst
23 november 2023

Dringende reden: wanneer is de samenwerking definitief onmogelijk geworden ?

In een recent arrest onderzoekt het Hof van Cassatie wat de impact is van een ingebrekestelling waarin een werknemer gevraagd wordt om meteen het werk te hervatten, op de mogelijkheid voor de werkgever om nog over te gaan tot ontslag wegens dringende reden voor andere zwaarwichtige feiten waarvan hij reeds eerder op de hoogte was.

Context

Een werknemer tracht zijn directe leidinggevende omver te rijden met zijn wagen, nadat hij beschuldigd wordt van diefstal. Na het incident verlaat de werknemer meteen de werkvloer en komt hij evenmin de volgende dag (X+1) werken, zonder zijn afwezigheid te rechtvaardigen. De ontslagbevoegde persoon wordt de dag zelf (X) ingelicht over het incident.

De werkgever stelt de werknemer op dag X+1 in gebreke voor zijn ongerechtvaardigde afwezigheid. In de aangetekende brief wordt de werknemer gevraagd om onmiddellijk het werk te hervatten, en om zijn afwezigheid binnen de 7 dagen te rechtvaardigen.

Een dag later, op dag X+2, gaat de werkgever over tot ontslag wegens dringende reden, omwille van de poging tot aanrijding van de leidinggevende met de wagen.

De werknemer vecht het ontslag aan en vordert een opzeggingsvergoeding. Volgens hem blijkt uit de ingebrekestelling op dag X+1 immers dat de werkgever een verdere tewerkstelling niet onmiddellijk onmogelijk achtte. Uiteindelijk geeft het arbeidshof de werknemer gelijk. De werkgever is hiermee niet akkoord en tekent cassatieberoep aan.

Arrest van het Hof van Cassatie

De werkgever voert aan dat uit een ingebrekestelling die op dag X+1 naar de werknemer wordt vestuurd, enkel kan worden afgeleid dat de werkgever een verdere tewerkstelling nog mogelijk acht, indien uit deze ingebrekestelling blijkt dat de werkgever afstand heeft gedaan van het recht om nog een dringende reden in te roepen.

Het Hof van Cassatie volgt deze stelling niet. Volgens het Hof is het niet noodzakelijk dat een ingebrekestelling enkel kan worden geïnterpreteerd als een afstand van het recht om een dringende reden in te roepen, opdat deze ingebrekestelling kan worden beschouwd als een bevestiging dat de samenwerking niet definitief onmogelijk is geworden. Met andere woorden, de houding van een werkgever binnen de periode van 3 werkdagen volgend op de kennisname van zwaarwichtige feiten, kunnen een obstakel vormen om een ontslag wegens dringende reden in te roepen voor deze feiten.

Te onthouden ?

Een werkgever heeft vanaf de kennisname van zwaarwichtige feiten, drie werkdagen de tijd om een werknemer te ontslagen wegens dringende reden. Zolang dit ontslag niet gegeven is, moet de werkgever de werknemer verder blijven tewerkstellen.

Een werkgever moet evenwel opletten met welke handelingen hij stelt tussen de kennisname van de ernstige feiten en het moment waarop hij overgaat tot ontslag wegens dringende reden, teneinde te vermijden dat deze handelingen beschouwd zouden kunnen worden als een intentie om de samenwerking verder te zetten.

Bron : Cass 19 juni 2023, S.21.0086.N


We use cookies to track usage and preferences Legal terms I Understand