Ontslag omwille van bewezen desorganisatie is niet discriminerend

Een werknemer die, vlak na te zijn gestart in de functie, afwezig is, ontregelt de werking van het bedrijf. Zijn afwezigheid doet namelijk het doel van de aanwerving (het opvullen van het personeelstekort tijdens het ‘hoogseizoen’) te niet. Bovendien maakt de afwezigheid aan het begin van de tewerkstelling het onmogelijk om de werknemer op te leiden voor de functie.

Context

Een werkgever neemt een werknemer aan voor een periode van 6 maanden. De werknemer is aangenomen als polyvalente arbeider, magazijnier en bezorger-aanvuller en start op 13 januari 2021 met werken.

Van 29 januari 2021 tot en met 28 februari 2021 is de werknemer een eerste keer arbeidsongeschikt. Vervolgens wordt die arbeidsongeschiktheid verlengd van 1 maart tot en met 31 maart 2021. Op 10 maart 2021 besluit de werkgever over te gaan tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang mits betaling van een opzeggingsvergoeding.

De werknemer is van mening dat de werkgever hem discrimineerde op grond van zijn gezondheidstoestand en dat zijn ontslag oneerlijk was.

Beslissing van het Arbeidshof

Het arbeidshof erkent dat het vermoeden van discriminatie op grond van de huidige of toekomstige gezondheidstoestand vaststaat, voor zover de door de werkgever ingeroepen reden voor het ontslag de desorganisatie is die voortvloeit uit de afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid.

De rechters oordelen echter dat deze rechtvaardiging wegens desorganisatie gegrond is, aangezien de werknemer door zijn afwezigheid:

• noch het personeelstekort tijdens het hoogseizoen kon opvangen (wat nochtans de reden van zijn aanwerving was);
• noch de voor de uitoefening van zijn functie vereiste opleiding kon volgen.

Dergelijke omstandigheden leiden onvermijdelijk tot desorganisatie, zeker in de context van een familiebedrijf.

Voor het overige was er geen sprake van misbruik van het ontslagrecht aangezien desorganisatie een legitieme reden voor ontslag is.

Te onthouden?

Het Arbeidshof van Brussel oordeelde dat er geen sprake is van discriminerend ontslag wanneer de werkgever aantoont dat de desorganisatie die aan het ontslag ten grondslag ligt, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

Er kan sprake zijn van desorganisatie wanneer de werknemer afwezig is terwijl hij met een contract van bepaalde duur werd aangenomen om een personeelstekort tijdens het hoogseizoen op te vangen en nog moet worden opgeleid om vertrouwd te raken met zijn nieuwe functie.

Bron: Arbh. Brussel, 2 september 2024, R.G. nr. 2022/AB/688, www.terralaboris.be.